Hé, stuk, wat doe je vanavond?”. Glimlachend kijk ik om. Net als op de school waar ik vandaan kom, lig ik al snel goed bij de jongens. Mede omdat ik nieuw ben, denk ik. Alhoewel, op de vorige school was het precies hetzelfde. Misschien komt het wel door datgene, waardoor in het verleden vrouwen wel tot heks werden uitgeroepen. Ik heb namelijk lang, rood krullend haar, tot over mijn billen. In combinatie met mijn lange benen en grote, grijsblauwe ogen, lijkt dat een reden voor de vele aandacht. De keerzijde is echter dat ik me amper even kan terugtrekken in mijn eigen isolement. Zodoende baal ik er nogal eens van. Misschien speelt mijn ervaring met de nodige jongens op de vorige school ook mee. Altijd machofiguren die zich opwierpen. Het was zelfs zo erg, dat ik nota bene amper mijn eigen keuzes kon maken als het om jongens ging. Als ik mijn oog op een ander liet vallen dan op de macho’s uit de populaire groep, ontstond er meteen een vreemd soort psychologie. Als het om een jongen ging die tot de groep behoorde was hij opeens de held, was het iemand die buiten de groep viel, werd hij genegeerd en geweerd. Een paar keer heb ik het bewust uitgetest, en elke keer bevestigde het mijn ervaring.

Op de nieuwe school heb ik de jongens dan ook meteen getracht duidelijk te maken hun avances vooralsnog niet wenselijk te vinden. Het rare is echter dat het amper lijkt te werken. Constant scharen ze zich om mij en mijn vriendinnen heen. Ook vandaag weer. “Zo dames”, zegt Michael, “hebben jullie al iemand voor het schoolfeest?”. “Schoolfeest?”, zeg ik me van niets bewust. “Ach”, antwoordt Dorien, “hij bedoelt vast dat dansfeest van over een paar weken. Ze hebben gevraagd of iedereen een partner wil meenemen”. “Wat een ouderwets gedoe”, antwoord ik. “Het is een modern soort Rock en Roll feest”, reageert een andere jongen, hevig kauwend op zijn kauwgom. “Ik ga met jou daarheen”, zegt Michael gedecideerd. “Bedoel je mij of Els”, antwoord ik. “Jou natuurlijk, wie anders”. Ik moet zeggen dat hij er verschrikkelijk goed uitziet. Iedere meid zou meteen hebben aangepapt. Maar iets in zijn houding weerhoud me. “Denk het niet”, antwoord ik stellig. De andere jongens kijken gespannen naar Michael. “Zo, en waarom dan wel niet, hè”. “Gaat je niets aan”. De andere jongens lijken zich te verkneukelen over de oplopende spanning. Dan pakt hij mijn arm beet, terwijl een ander zijn handen door mijn lange haar haalt. “Blijf van me af”, sis ik naar allebei. Ze moeten niet denken dat ik bang voor hen ben, bovendien heb ik lang op judo gezeten en als hij vervelend wordt, zal hij het weten ook. Mijn resolute gedrag schrikt hem af. Zich moeilijk een houding weten te geven, grapt hij weglopend nog wat na. “Ze heeft vast een ander neukmaatje”, roept de held van de groep, “ben benieuwd wie”. In de klas blijft het getreiter doorgaan. Bij elke opmerking die hij mijn richting op maakt, lachen de andere jongens gretig mee. Ik probeer het zoveel mogelijk te negeren en me op mijn werk te richten. Weer geroezemoes. Ik weet niet wat er nu weer aan de hand is en kijk om. Op het moment dat ik mijn hoofd omdraai, vliegt een etui mijn kant op. De leerkracht die met de rug naar de klas staat heeft niets in de gaten, totdat de etui op de grond valt en de jongens opnieuw moeten lachen. “Wat is er zo leuk?”, vraagt hij. Om het vuur niet op te stoken, zeg ik bewust niets en kijk voor me uit. Een onopvallende jongen rechts van me, pakt de etui en de eruit gevallen spullen van de grond en legt hem zwijgend op het bureau van de leraar.

“Keesie, Keesie”. Plots gejoel in de klas. Er zich niets van aantrekkend, loopt de jongen langs mijn tafel. “Let er niet op, het zijn klootzakken”, zegt hij zacht mijn richting op. Ondertussen spreekt de leerkracht de klas nadrukkelijk toe dat het over moet zijn en vraagt wie de etui heeft gegooid. Geen held antwoord. Ik volg de jongen naar zijn zitplaats. Onbegrijpelijk dat hij me niet eerder is opgevallen. Nu ben ik nog wel niet zo lang op deze school, maar toch. “Wie is die Keessie”, vraag ik Els in de pauze. “O, een zielig geval”. “O ja?”, antwoord ik, “en waarom dan wel, omdat hij wat klein is?”. “Nee dat niet, trouwens dat valt best wel mee. Nee, omdat hij nergens aan mee doet en zich overal van afsluit. Beetje afwezig, dromerig typ”. “Nou”, interrumpeert Dorien, “ik heb ook wel eens gehoord dat hij Michael een keer in elkaar heeft geslagen en vanaf dat moment….”“O ja, en vanaf dat moment hoort hij er niet meer bij”, meen ik. “Hij hoorde er al niet bij”, reageert ene Judith, “volgens mij is zijn vader dominee”. “Wat maakt dat nou uit”, antwoord ik verbaasd. De dames halen hun schouders op en gaan over op andere zaken. Terug in de klas kijk ik even naar ‘Keessie’ en knik hem vriendelijk toe. Vanaf dat moment besluit ik hem beter te volgen. De volgende dag loop ik over het schoolplein, kijkend of ik hem ergens zie. Ondertussen komt Michael op me af. “Hé, rooie, heb je je al bedacht?”.

LEAVE A RESPONSE

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Related Posts